Woensdag 28 mei 2003 Al vroeg zitten we aan het ontbijt wat wederom eigenlijk de naam niet mag hebben. Na de koffie met cake en koekjes nemen we een groepsfoto met José erbij. José zal om 15.00 uur bellen naar Refugio Angel Orús dat wij er aankomen. Om 19.00 uur zal hij bellen of wij gearriveerd zijn, zo niet dan zal er gezocht worden. Ja, dit geeft de burger moed. Het zoeken gebeurt met de helikopter en bankman als ik ben vraag ik even wie er een reisverzekering heeft afgesloten. Franz en Ryan hebben dit niet gedaan, dus zij blijven achter. Refugio Angel Orús ligt op 2.100 meter hoogte. Om de refugio te bereiken moeten we wel een bergrug oversteken van 2.700 meter. Het belooft vandaag een schitterende dag te worden. De zon komt al op en de route ziet er op de kaart fantastisch uit. Om ons te beschermen tegen de zon hebben wij onze neuzen wit gesmeerd met Nivea en van oude t-shirts lappen gescheurd om ons gezicht en handen te beschermen. Als een groep guerrillastrijders trekken we de bergen in.
José wenst ons veel succes en om kwart voor acht dalen we af naar de rivier. Lachend komen we bij de rivier aan. Maandag hebben we de raarste fratsen uitgehaald om de rivier over te steken terwijl er vijftig meter de andere kant op een stevige houten brug is. Over de brug is het meteen klimmen geblazen. Na anderhalf uur komen we bij Cabaña de Batissielles. Hier nemen we een korte rust aan het water om wat te drinken.
Een half uur later komen we bij Ibón Azul en Ibón Verde. Dit zijn twee meertjes die door smeltwater worden gevuld. Ron, Ryan en Luke kunnen het niet laten, bij het vorige meer stonden ze al te trappelen, maar nu nemen ze wederom een frisse dip in het water. Franz en ik kijken naar de malloten en nemen nog een slok drinken.
Vanaf hier is het alleen maar klimmen. Over rotsblokken die door stukken sneeuw aan elkaar verbonden lijken te zijn klauteren we van blok tot blok. Wanneer we stukken over sneeuw moeten gebeurt het regelmatig dat we tot onze dijen wegzakken. Het is een vermoeiende klim en het pad is niet te vinden. We kunnen ons oriënteren op de bergtoppen, waar we tussendoor moeten. Op een gegeven moment denken we het pad weer gevonden te hebben, in ieder geval lijkt het op een paadje. Het laatste stuk van de steile klim gaat alleen nog maar over sneeuw. Vanwege de grote hoogte kunnen we gewoon over de sneeuw heen lopen zonder weg te zakken.
We hebben de eerste col bedwongen en zitten bij Ibón de l’Aigüeta de Batisielles. Op ongeveer 2.300 meter nuttige we onze lunch en een welverdiend nipje whisky. De lunch bestaat uit twee kleine stukjes brood met ham en wat pinda’s. Ryan heeft zijn zonnebril ergens tijdens de laatste rust of klim achter gelaten. Gelukkig is er wat schaduw en is Ron bereid om zijn zonnebril met Ryan om tourbeurt te gebruiken. Na de lunch lopen we over de hooggelegen vlakte en aan alle kanten om ons heen zien we alleen maar sneeuw. De met sneeuw bedekte meertjes kunnen we slechts onderscheiden door het feit dat de sneeuw hier perfect horizontaal ligt. Er is nauwelijks een oriëntatiepunt waar we ons op kunnen richten. We overleggen wat te doen en richten onze aandacht op de bergtoppen, waardoor we de juiste weg vinden. We zijn onderweg naar Collada de tá Plana gelegen op 2.702 meter, het hoogste punt van deze vakantie. Mucho nieve, zei José, plus dat de klim zeer stijl zou zijn. Grootmoedig had ik dinsdag nog gezegd dat als je er zonder rugzak overheen kunt wandelen, dat ook met rugzak kan. Onder het motto, let’s kill that bastard, gaan we naar boven. Het is een lange en steile klim, maar omdat we ingelopen zijn gaat het toch vrij snel. Boven op de col, met uitzicht op de hoogste toppen in de omgeving en sneeuwvlaktes, belonen we onszelf door de heupflacon van Luke met whisky te ledigen en een overwinningssigaar op te steken. Zelfs Luke neemt een sigaar, omdat hij vindt dat als hij op deze berg kan komen, dan toch ook en sigaar verdient.
Vanaf Collada de tá Plana is het praktisch alleen nog dalen. We gaan in sneltreinvaart naar beneden, waarbij de slede methode door sommigen weer wordt gebruikt. Met een half uur staan we bij Ibón de lès Alforches, twee meertjes op 2.411 meter hoogte. We verdelen de vier marsen die we nog hebben voor de nodige suikers.
Zelfs op deze hoogte zijn de meertjes nog grotendeels bedekt met sneeuw. Wij steken over keien lopend, de rivier over, vlak naast een pak sneeuw van twee meter dik waar het water onderdoor loopt. Op de rotsen ligt veel minder sneeuw en we kunnen de route weer goed volgen. Zoals de routemarkering plotseling opdook zo is die ook weer verdwenen, dus we moeten ons op de kaart oriënteren. Het pad is slecht begaanbaar en we moeten steile sneeuwvlaktes oversteken, terwijl we weten dat er water onderdoor loopt. We glijden weer een stuk naar beneden waar we met onze voeten op tijd moeten afremmen om niet door te schieten tegen de rotsen aan. Het eigenlijke pad loopt langs de hoogtelijn, maar vanwege de sneeuwvlaktes moesten we dalen, waardoor we het pad niet terug kunnen vinden. Op de kaart loopt de route langs Cabaña de Llardaneta op 2.300 meter hoogte. Uiteindelijk ziet Luke de Cabaña op de helling liggen en we lopen de berg op om hier de route weer op te pikken.
Inmiddels is het kwart voor zeven en als het goed is hangt José al zowat aan de telefoon met de helibrigade. Gelukkig heeft Luke telefonisch bereik en vertelt in zijn beste Spaans aan José dat we onderweg zijn. Als we om acht uur nog niet binnen zijn zal de helikopter alsnog uitrukken. We zien al mensen op het terras van de refugio staan, maar dat is nog ver weg. Op het gevoel lopen we de berg op en proberen in te schatten waar de refugio ligt wanneer deze uit het zicht verdwijnt. We moeten, omdat we flink gedaald zijn, ik schat tot zo’n 1.950 meter, weer flink klimmen. Om even voor achten zien we de refugio liggen, we hoeven alleen nog maar een grasvlakte over te lopen, wel steil bergop, maar ze weten nu in ieder geval dat alles goed is. Om tien over acht trekken we onze kleddernatte schoenen uit en proppen onze even natte sokken er in. Mijn voeten zijn wit uitgeslagen van het water dat in mijn bergschoenen staat. Ron heeft onderweg de moet er in weten te houden door ons zelf een heerlijk glas Cognac met koffie te beloven bij aankomst. Ondanks deze belofte nemen we eerst een biertje. De nieuwe waard schenkt ook weer Amstel Aquilla. Het eten wordt al snel geserveerd en we laten het ons goed smaken. Na het eten lossen we toch onze belofte in en nemen we twee koppen koffie met even zoveel glazen Cognac. Ook laten we de sigaren weer vredig roken, we lijken wel een golfclub. Het grote voordeel van deze refugio ten opzichte van de Estós is dat er een warme douche op de kamer is en een ieder maakt hier dankbaar gebruik van om na twaalf en een half uur lopen het zweet voor badschuim te verruilen. Onder het genot van de drankjes nemen we de dag door en we zijn het erover eens dat het af en toe best link was, maar dat we zeker geen ondoordachte dingen gedaan hebben. Om half twaalf zoeken we de bedden op, op onze zes persoonsslaapzaal die wij geheel voor onszelf hebben. Ron en Luke hebben we naast elkaar gelegd om de geluidsoverlast te concentreren op één plek. Blijkbaar neutraliseren ze elkaar want gedurende de hele nacht komt er geen geluid uit hen.
|
||||||||||